Variabelen

Variabelen

In een programma kan je gegevens opslaan in variabelen. Een variabele is een stukje geheugen waarin je een waarde kan bewaren. Deze waarde kan je later in je programma gebruiken. Iedere variabele heeft een type, een naam en een waarde. Het type van een variabele bepaalt welke soort gegevens je kan bewaren in de variabele. De naam van een variabele is een unieke naam die je zelf kiest. De waarde van een variabele is het gegeven dat je wil bewaren.

Noot: vergeet niet om Serial.begin(9600); toe te voegen aan de setup() functie om onderstaande voorbeelden uit te kunnen voeren.

Variabelen aanmaken

Om een variabele aan te maken, moet je eerst het type van de variabele opgeven, gevolgd door de unieke naam van de variabele. Je kan ook een waarde toekennen aan de variabele.

int getal = 42;

Een int of integer is een type dat gebruikt wordt om gehele getallen op te slaan. Integers in Arduino zijn 16 bits, wat betekent dat ze waarden kunnen opslaan van -32,768 tot 32,767. In dit geval wordt de waarde 42 opgeslagen in de variabele getal.

Arduino kent verschillende types, die elk een ander soort gegevens kunnen opslaan.

Variabelen gebruiken

Je kan de waarde van een variabele gebruiken in je programma door de naam van de variabele te gebruiken. In dit voorbeeld wordt de waarde van de variabele getal geprint naar de seriële monitor.

int getal = 42;
Serial.println(getal);

Variabelen aanpassen

Je kan de waarde van een variabele aanpassen door de naam van de variabele te laten volgen door een nieuwe waarde. Belangrijk: Je mag het type van de variabele niet opnieuw opgeven, want dat zou er een nieuwe variabele aangemaakt worden met dezelfde naam, wat niet kan.

int getal = 42; // de variabele wordt aangemaakt en dus voorafgegaan door 'int'
getal = 21; // geen 'int' voor de naam van de variabele
Serial.println(getal);

Naamgeving

Bij het kiezen van een naam voor een variabele zijn er enkele regels waaraan je je moet houden:

  • De naam van je variable moet uniek zijn in je programma.
  • De naam van een variabele mag enkel bestaan uit letters en cijfers.
  • Afspraak: De naam van je variable start steeds met een kleine letter.
  • De naam van een variabele mag geen spaties bevatten.
  • Afspraak: Als je variabele bestaat uit meerdere woorden, schrijf je elk nieuw woord met een hoofdletter. Dit heet camelCase. Een voorbeeld is de naam rodeLed.
  • De naam van een variabele mag niet beginnen met een cijfer.
  • De naam van een variabele mag niet hetzelfde zijn als een gereserveerd woord in C++.

Constanten

Een constante is een variabele waarvan de waarde niet verandert tijdens de uitvoering van het programma. Je kan een constante aanmaken door het keyword const te gebruiken.

const int ledPin = 13;

In dit voorbeeld wordt een constante ledPin aangemaakt met de waarde 13. De waarde van ledPin kan niet meer aangepast worden in het programma. Je krijgt een foutmelding, moest je dit toch proberen.

Noot: Soms worden constanten in hoofdletters geschreven om duidelijk te maken dat het om een constante gaat. Dit is een conventie en geen verplichting.

Rekenen met variabelen

Je kan variabelen gebruiken in wiskundige berekeningen.

int a = 5;
int b = 3;
int som = a + b + 2;
Serial.println(som);

In dit voorbeeld worden de variabelen a en b opgeteld en bij de waarde 2 opgeteld. Het resultaat wordt opgeslagen in de variabele som en geprint naar de seriële monitor.